Achter in de borst zie je een soort trosjes. Dat is het melkklierweefsel. Tijdens de zwangerschap wordt het hormoon prolactine in grotere hoeveelheden dan normaal gemaakt. Door dit hormoon gaan de melkklieren, die in het melkklierweefsel zitten, melk produceren. De melk die door de melkklieren geproduceerd wordt, stroomt via melkgangetjes in de borst naar de tepel toe, waar de baby de melk kan drinken.
Wanneer een baby aan de tepel zuigt, of soms ook al als de moeder haar baby hoort huilen, komt het hormoon oxytocine vrij in het lichaam van de moeder. Hierdoor knijpt het spierweefsel rondom de melkklieren zich samen, waardoor de melk naar de tepel toeschiet.
De productie van melk wordt geregeld aan de hand van de frequentie waarmee de baby komt drinken en hoeveel de baby elke keer drinkt: wat er uit gaat, wordt weer gemaakt. Dus vraag en aanbod zijn op elkaar afgestemd. Elke keer dat de baby drinkt, krijgen de borsten een seintje dat ze meer melk moeten produceren.